Werken in de klinische pathologie
Zelf komt u als patholoog bijna niet in aanraking met uw patiënten. U krijgt van de behandelend arts een stukje weefsel dat u moet onderzoeken om te constateren wat voor gezwel, tumor of ontsteking het betreft. Bijvoorbeeld een knobbeltje in de borst, een hersentumor, een andere vorm van kanker, tuberculose of een aangeboren afwijking. Als klinisch patholoog heeft u dus een heel breed vakgebied.
In sommige gevallen voert u een cytologische...
Werken in de klinische pathologie
Zelf komt u als patholoog bijna niet in aanraking met uw patiënten. U krijgt van de behandelend arts een stukje weefsel dat u moet onderzoeken om te constateren wat voor gezwel, tumor of ontsteking het betreft. Bijvoorbeeld een knobbeltje in de borst, een hersentumor, een andere vorm van kanker, tuberculose of een aangeboren afwijking. Als klinisch patholoog heeft u dus een heel breed vakgebied.
In sommige gevallen voert u een cytologische punctie uit. Met een heel dun naaldje dringt u door in de knobbel, bijvoorbeeld in de borst of elders in het lichaam. U neemt een heel klein stukje weefsel weg voor onderzoek.
Een andere taak die u als patholoog heeft, is het verrichten van obducties. Hierbij doet u uitgebreid onderzoek bij een overledene om meer over ziektes te weten te komen. Maar ook als toetsing van de diagnose en de behandeling: een soort kwaliteitscontrole dus. Heeft u na uw onderzoek een diagnose gesteld, dan verwerkt u uw conclusies in een verslag dat u aan de behandelend arts overdraagt. Deze stelt aan de hand van dit verslag een behandelplan op.